Dit is een artikel over het huishouden van zo’n 100 jaar geleden tot nu. Er is in die tijd ontzettend veel veranderd niet alleen wat betreft het schoonmaken enzo maar zeker ook over de rolverdeling in het huishouden.
100 jaar geleden
Rond het jaar 1900 was er in de arme gezinnen geen denken aan dat de kinderen mochten doorleren. De jongens gingen vaak naar de fabriek en de meisjes zochten een baan als dienstbode, voor veel meisjes betekende dat verhuizen soms zelfs naar de andere kant van het land. Dienstbodes woonden in de keuken, waar ze aten en hun vrije tijd doorbrachten. Ze sliepen meestal op zolder. ’s Zomers was het er snikheet. In de winter werden de vrouwen wel eens wakker met een laagje ijs op de dekens. Het hele jaar door hing er was op zolder te drogen, zodat het er ook erg vochtig kon zijn.Werkdagen van twaalf uur waren geen uitzondering. Vloeren schrobben, matten kloppen en koper poetsen het hoorde er allemaal bij. Veel meisjes met waren liever op school gebleven, Toch had het bestaan als dienstbode ook voordelen. Je leerde het huishouden in de praktijk en je genoot kost en inwoning, zodat je kon sparen voor je uitzet. En als je dan achter in de twintig was, kon je eindelijk de dienst verlaten, trouwen en een eigen huishouden beginnen.
De gemiddelde werkweek
De gemiddelde werkweek van een vrouw zag er als volgt uit. Ze begon de dag om 7 uur. Dan kwam ook het dienstmeisje uit het dorp, dat haar hielp bij het huishouden. Het schoonmaken deden ze samen, maar de zwaardere klussen werden door het meisje gedaan. Enige hulp was ook wel nodig, want als een kamer werd schoongemaakt moesten alle meubelen op de gang worden gezet, elke keer weer. Om 12 uur ’s middags werd warm gegeten, dus het koken gebeurde altijd ’s ochtends. Met de thee (om 15.00 uur) moest het grootste deel van het huishouden gedaan zijn. Dat lukte niet altijd. In de zomer moest afgezien van het gewone werk ook nog alle groente worden geweckt, en in november/december (de slacht) moest het vlees worden gepekeld en ingemaakt. Een keer per jaar, in de lente, werd de grote schoonmaak gehouden. Een gemiddelde week echter zag er ongeveer zo uit:
Werkrooster/Schoonmaakrooster
Maandag: wasdag. Dinsdag: naspoelen van de gebleekte was en strijken. Woensdag: de kelder schoonmaken. Donderdag: de slaapkamer en de voorkamer en om de week de ramen binnen of buiten lappen. Vrijdag: woonkamer, eetkamer, keuken en gang. Zaterdag: de tuin aanharken en bijwerken, vast aardappels schillen voor zondag. Zondag: de kerk. Behalve koken en de afwas was het huishouden gedaan.
Week menu
Maandag: erwtensoep. Dinsdag: aardappelen, seizoengroenten, vlees. Woensdag: stamppot. Donderdag: aardappelen, groente, vlees. Vrijdag: stamppot. Zaterdag: boerenkool. Zondag: soep, aardappelen, groente, vlees en stoofpeertjes.
Dit is een gemiddeld week menu van de gezinnen zo’n 100 jaar geleden
Ongeveer 1920 tot 1950
Aan het begin van de 20e eeuw, voor 1920, was de rolverdeling zo dat de vrouw thuis bleef en daar het huishouden deed en voor de kinderen zorgde, en de man het geld verdiende. Natuurlijk waren er in deze tijd wel ongehuwde vrouwen of weduwes die werkten maar die maakten met maar 20% deel uit van de totale werkende bevolking. Maar in de oorlog veranderde dit patroon, want de man moest vechten en dus moesten de vrouwen de mannenbanen overnemen, maar ook het huishouden kon ze niet in de steek laten. Na de oorlog kon de vrouw kiezen of ze weer met het oude rolpatroon door wou gaan of dat ze wou blijven werken. Als ze koos voor het doorwerken moest ze nog steeds het huishouden doen.
Door de oorlogen gingen vrouwen werken en bleven sommigen daarna ook werken ook al moesten ze dan nog steeds het huishouden doen. Pas na lange tijd kwam de emancipatie echt op gang, want toen waren de kinderen uit huis en konden de vrouwen die al die tijd op hen hadden gepast ook aan het werk. Maar ook voor de oorlogen was er sprake van emancipatie, er bestonden toen al een paar vrouwenorganisaties die opkwamen voor de rechten van de vrouw. Mede door deze organisaties is het algemeen kiesrecht van de vrouw er gekomen, in ongeveer 1919, en dat is ook een stukje emancipatie.
Van 1950 tot nu
Huishouden was een dagtaak, maar het was ook in de jaren vijftig geen ‘beroep’. In officiële stukken werden de vrouwen meestal vermeld als ‘echtgenote van’ en werd er bij beroep ‘zonder’ ingevuld. Toen vonden veel vrouwen dat gewoon. Net zoals je niet nadacht over de ijzeren regelmaat die heerste in het huishouden. Die strekte zich ook uit tot de maaltijden. Op maandag werd er in veel gezinnen in Oost-Groningen erwtensoep gegeten, op dinsdag stamppot en zo ging het de rest van de week door. Er was natuurlijk enige variatie per seizoen, de groenten kwamen op het platteland nog grotendeels uit de eigen moestuin. Die hoorde ook tot het domein van de vrouwen, inclusief het wecken (= conserveren door middel van sterilisatie in glazen potten) van groente en fruit. Elke herfst kwamen de kelders vol te staan met lange rijen glazen potten.
Stofzuiger werd al in het begin van de 20 eeuw uitgevonden, maar pas in de jaren 50 werd dat een beetje toegankelijk voor iedereen al werd het vaak nog wel op afbetaling gekocht.
maar dat maakt het huishouden al een stuk makkelijk en lichter voor de vrouwen, want stof was er toen heel wat meer dan nu, nog bijna niemand had centrale verwarming, er werd gestookt en gekookt op kolen of olie en dar zorgde voor heel wat meer vervuiling dan nu. Maar behalve schoonmaken was het nog steeds een lang werkdag voor de vrouw van de eind jaren 50.
Begin jaren zestig verdween ook het wecken. In bijna elk dorp kwam een diepvriesgebouwtje. Je kon daar een deel van huren en deze collectieve vorm van huishouden werd in korte tijd razend populair. Wie het zich kon permitteren kocht na verloop van tijd een eigen vrieskist. Diepvriesgebouwtjes verdwenen weer. Maar een echte verandering voor het huishoudelijk werk was de volautomatische wasmachine. Die kwam begin jaren zestig voor particulieren op de markt, al duurde het nog wel tien jaar voordat deze dure machine voor iedereen bereikbaar werd. Het leek een enorme tijdsbesparing, maar die verwachting kwam niet helemaal uit. Het wassen werd een stuk minder zwaar, maar kleren werden met de komst van de volautomaat wel veel vaker gewassen. Maandag bleef nog lang de traditionele wasdag, maar ook op andere dagen draaide de machine nu op volle toeren. Kleren werden niet langer een hele week gedragen, ondergoed werd voortaan elke dag verschoond.
Huishouden was in die jaren geen beroep, maar het was wel een bezigheid die een reeks ‘bekwaamheden’ vereiste. Je kon het in de praktijk leren, maar veel vrouwen die in de jaren vijftig een eigen huishouden begonnen, gingen na de lagere school naar een of andere vorm van huishoudonderwijs. Daar leerde je hoe je moest wecken, welk stuk vlees van welk deel van de koe kwam, hoe je katoen dan wel linnen of wol moest wassen, hoe de was opgevouwen diende te worden, hoe je een vloer moest boenen en hoe kleden uitgeklopt dienden te worden. Overigens leerde je op een beetje huishoudschool ook hoe elektriciteit werkte of hoe je een brief aan de burgemeester moest schrijven.
De algemene ontwikkeling kreeg voor sommige vrouwen een vervolg als ze, eenmaal volwassen, lid werden van de Nederlandse Bond Van Plattelandsvrouwen. De Bond organiseerde vele cursussen. Het varieerde van handwerken tot seksuele voorlichting en dat laatste was in de jaren vijftig behoorlijk vooruitstrevend. Men maakte samen uitstapjes naar bijvoorbeeld een firma in diepvriesproducten of naar een textielfabriek.
Hoeveel ze destijds ook ondernamen, het gezin bleef wel voorgaan. Het was ondenkbaar dat vader of de kinderen wel voor zichzelf zorgden als moeder een dag naar een bijeenkomst elders ging. Het is goed dat men zich buiten het gezin bewoog, maar vooral niet teveel.
Dus werd de tafel gedekt en het eten klaar gezet als de dames op stap gingen. Ze kijken er geen van allen met rancune op terug, maar ze zijn wel tevreden dat een volgende generatie de kamers alleen schoonmaakt als die vuil zijn, en niet omdat het vandaag nou eenmaal dinsdag is.
Het moderne tijdperk
Maar in dit moderne tijdperk kwamen er steeds meer elektrische apparaten. Ook de radio en de straalkachel werden zeer populair. Bijna iedereen kocht een radio – ook omdat ze in de oorlog veelal in beslag waren genomen – en een straalkachel was destijds broodnodig, want er was nog geen centrale verwarming. Het koffiezet apparaat wordt pas aan het eind van de zestiger jaren populair. Ook de koelkast wordt pas in jaren ’60 vaker gekocht, want vóór die tijd was een koelkast in Nederland onbetaalbaar.
De aanschaf van allerlei elektrische huishoudelijke apparaten werd gestimuleerd door de gemeente, want het stimuleerde de energieverkoop en leverde dus veel geld op.
Kijk je dan naar deze tijd, dan zie je dat de vrouw nu gelijk is aan de man. Beiden doen ze het huishouden maar vaak hebben ze ook beide een baan, of dat nu full-, of parttime is. Nog wel zie je dat de leidinggevende functies vooral nog bezet worden door mannen, maar daar zal nog wel verandering in komen.
Voor al deze emancipatie heeft de vrouw hard moeten strijden, zonder deze strijd voor vrouwenrechten hadden veel vrouwen bijvoorbeeld nu op de huishoudschool gezeten. Ook streden al deze vrouwenorganisaties voor totale gelijkenis van de vrouw en man. En je kan wel zeggen dat ze dat niet voor niets hebben gedaan. De vrouw heeft zich voluit geëmancipeerd.