De Aarde is een unieke planeet in ons zonnestelsel. Het is namelijk de enige planeet waar leven voorkomt. Dat leven strekt zich uit van de diepste oceanen tot de hoogste gebergten en is door de geschiedenis heen sterk geëvolueerd. Welke eigenschappen maken de Aarde zo speciaal?
De grootte van de aarde
De Aarde behoort tot de kleinere planeten van ons zonnestelsel, net als Mercurius, Venus en Mars. Deze kleinere planeten beschikken over een vast oppervlak. Iets dat voor de grotere planeten, zoals Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus moeilijker is, omdat ze door hun grote omvang zoveel warmte bezitten en dus niet over een vast oppervlak beschikken.
Te klein is ook niet goed, want te kleine planeten kunnen de atmosfeer, de luchtlaag die de planeet omgeeft, dan weer niet bijhouden. De Aarde kan dit wel. Een planeet als Mercurius is zonder atmosfeer verworden tot een dode wereld zonder lucht of geluid. Bovendien zijn de te kleine planeten volledig afgekoeld, omdat deze de warmte ook niet kunnen bijhouden.
We kunnen dus vaststellen dat de Aarde niet te groot en niet te klein is, dus perfect van omvang.
De aanwezigheid van water
Ongeveer twee derde van onze planeet is bedekt met water. Deze aanwezigheid van water is een noodzakelijke voorwaarde voor leven op Aarde.
Door de warmte van de zon gaat dit water verdampen en veroorzaakt wolken en neerslag. Dit water belandt in de landelijke rivieren en stroomt zo terug naar de zee. Men kan hier dus spreken over een kringloop. Doordat het stromende water naar de zee, niet alleen water meeneemt, maar ook modder, klei en andere materialen, gaat het landschap voortdurend veranderen. Het meegenomen materiaal komt uiteindelijk in zee terecht en het gaat hier wel degelijk om zeer grote hoeveelheden. Als dan de bewegende continenten botsen, wordt de zeebodem als het ware opgetild en zo zijn bijvoorbeeld de Alpen ontstaan. De afbrekende kracht van rivieren en de reliëf opbouwende kracht van de opgestapelde hoeveelheden in zee hebben door de geschiedenis heen het aanzien van de Aarde bepaald. Dit is natuurlijk een proces van honderden miljoenen jaren.
Dankzij de zeeën is de temperatuur op Aarde het hele jaar leefbaar. In de zomer neemt de zee de zonnewarmte traag op. In de winter koelt de zee veel trager af dan het land. Twee derde van de Aarde bestaat uit water, dus de aardse temperatuur verandert praktisch niet. De bedekking van onze Aarde met vooral wateroppervlakken heeft dus een temperatuurregelen effect.
Het zoutgehalte van de zee
Tonnen afbraakmaterialen in opgeloste vorm die in het water terechtkomen en al gedurende honderden miljoenen jaren naar de zee worden gevoerd, zouden de zee alsmaar zouter moeten maken. Toch is dit niet zo. Vele in zee levende organismen kunnen deze stoffen opnemen en zijn dus als het ware voedsel voor deze organismen. Zonder deze organismen zou door het hoge zoutgehalte geen leven mogelijk zijn in zee.
De atmosfeer van de aarde
De samenstelling van de atmosfeer zorgt er voor dat er maar een beperkt deel van de straling uit de ruimte op ons neer komt. Deze filter is wel degelijk nodig omdat de zon en sterren bepaalde stralingen, zoals röntgenstralen, afgeven die dodelijk zijn voor alle leven. Enkel lichtstralen komen er door.
De ozonlaag zorgt er dan weer voor dat het grootste gedeelte van het ultraviolette licht tegen wordt gehouden.
De Aardse atmosfeer bevat veel zuurstof. Deze zuurstof wordt constant door de planten geproduceerd. Dit zuurstofgehalte blijft constant, omdat de dieren de zuurstof verbruiken en kooldioxide uitademen. Planten gebruiken deze kooldioxide dan weer als voedsel. Ook dit evenwicht is zeer belangrijk, omdat een hoger zuurstofgehalte reusachtige branden zou kunnen doen ontstaan.
De afstand tot de zon
Als de afstand tussen Aarde en zon kleiner zou worden, zou de temperatuur te hoog worden, en niet meer leefbaar. Een voorbeeld hiervan is Venus. De afstand mag echter ook niet te groot zijn, omdat dan de Aarde zou afkoelen en helemaal bevriezen. Hier kunnen we de planeet Mars als voorbeeld nemen.
De invloed van de maan
De maan oefent een zeer belangrijke invloed uit op de Aarde. Door die aantrekkingskracht ontstaat er eb en vloed en komen de laaggelegen kustgebieden onder water te staan. Toen de Aarde pas was ontstaan, stond de maan dichter bij de Aarde zodat de getijden vroeger veel sterker waren. Grotere delen kwamen dan onder water staan. Zo ontstonden moerassige gebieden waar de eerste waterplanten ontstonden, ook kwamen hier vissen voor die zich aanpasten aan het leven op het land. Bij het terugtrekken van het water kwamen er dus plassen geïsoleerd van de zee te liggen. Uit de vissoorten die toen zijn ontstaan zijn nog andere diersoorten ontstaan die zich aanpasten aan het leven op het land, zoals de amfibieën en later de reptielen. Nog later zijn dan de zoogdieren en de mens ontstaan.
De baan van de Aarde om de zon en de omwentelingstijd
Terwijl de Aarde rond de zon draait, blijft de aardas evenwijdig aan zichzelf. Daardoor beschijnt de zon de ene jaarhelft meer het zuidelijke halfrond en de andere jaarhelft meer het noordelijke halfrond. Zo ontstaan de seizoenen, wat heel belangrijk is voor het leven op Aarde.
De afwisseling van dag en nacht dankt de Aarde aan haar rotatie: de draaiing rond haar eigen as. Andere planeten hebben daar meer tijd voor nodig, zoals Mercurius en Venus. De grootste planeten, zoals Jupiter, Saturnus en Uranus doen dit sneller. Een dag op Mars benadert de Aardse dag.