Wie ken de Roodborst niet? Een klein, sympathiek vogeltje met een bol lijfje en oranjerode borstveren. Hij is het hele jaar te zien en te horen in het hele land; hij is ook allerminst schuw. Insecten en wormen staan op zijn menu, maar in de winter ook vruchten en zaden. Zijn nestje is een bouwwerk dat meestal terug te vinden is laag bij de grond in een struik.
Enkele gegevens
Hij behoort tot de orde “Passeriformes” van de familie “Turdidae”. Dit vogeltje is ongeveer 13 à 14 cm groot en weegt circa 20 g. De vleugelspanwijdte ligt tussen de 20 en 22 cm. Zijn habitat zijn parken en tuinen, hakhoutbosjes en loofbossen. Zijn zang is melodieus en gevarieerd. Zij legt vaak 5 of 6 eieren, 2 of 3 legsels per jaar en de broedduur is 14 dagen. De jongen vliegen na 13 of 14 dagen al uit en zijn levenswijze is een solitair bestaan. Hij heeft een levensverwachting tot ongeveer 5 jaar, maar bij uitzondering 10 jaar. Het roodborstje heeft een korte staart, een grijsbruine rug, grote pientere ogen, een vuilwitte buik en een oranjerode borst en keel.
Insecteneters
Roodborstjes eten in hoofdzaak insecten en spinnen die ze meestal op de grond vangen, maar lusten ook wel bessen en zaden. Op de bodem speuren ze met hun grote, ronde ogen de omgeving af naar mogelijke prooien. Geen enkele beweging ontgaat ze. Af en toe houden ze de wacht op een lange tak om neer te duiken op hun prooi. Na ze de prooi gegrepen hebben, vliegen ze ermee terug te keren naar hun zitplaats. Op de grond bewegen de roodborstjes zich met eigenaardig wippende staart en al even kenmerkende hupjes. Bij onraad vliegen ze op naar de veilige dekking van struiken, maar ze keren evensnel terug als het gevaar geweken is; Wanneer de tuinman bij schoffel- en graafwerk insecten of wormen uit hun ondergrondse schuilplaatsen opwoelt, durft hij ze vlak naast zijn voeten weg te kapen. Schuw is hij dus in het allerminst.