De literatuur in de negentiende eeuw wordt in dit artikel behandeld. Hierbij wordt in gegaan op: – Romantiek – Realisme – Schrijvers en lezers – Proza – Naturalisme – Poëzie – Toneel
Romantiek
Tegen het eind van de 18e eeuw (en met name in de negentiende eeuw) ontstond de romantiek, een beweging in de beeldende kunst en literatuur die zich afzette tegen het achttiende-eeuwse geloof in de vooruitgang en de deugden van het burgerleven. Deze deugden waren sterk maatschappelijk gericht.
Politieke, sociale en anti-industriële motieven vormden de voedingsbodem voor het romantische ongenoegen en de existentiële onvrede met het hier en nu, afwijzing ervan en het verzet ertegen. De roep om democratie had slechts revolutie gebracht. De wetenschap had wel vooruitgang opgeleverd, maar ook gezorgd voor bittere armoede. De rijke overheerste de arme. En door de nadruk op de rede was het gevoel verwaarloosd. Het gezonde verstand deel je met je medemensen; het gevóel is iets persoonlijks. De nadruk op de ratio in de levensvisen van de achttiende-eeuwse mens en gevolgen die dat had voor individu en maatschappij, heeft bij veel kunstenaars geleid tot Weltschmerz, het sombere en pessimistische ‘lijden aan de wereld’. Aldus keerde het individu zich tegen de maatschappij en zocht zijn ideaal elders.
Kunst was voor hen of een opstand tegen onderdrukking, tegen de maatschappij, de kerk en God of een vlucht uit de werkelijkheid. De eerste romantici waren kunstenaars die zich verzetten tegen de strak en rationeel geordende maatschappij. Ze weigerden zich te onderwerpen aan de geldende wetten en eisten de vrijheid om te leven en te werken naar eigen aard en aanleg. Ze wilden een grotere plaats inruimen voor gevoel, verbeelding en intuïtie, de diepere gronden van de menselijke geest, voor godsdienst en het bovennatuurlijke.
De belangrijkste kenmerken van de literaire romantiek zijn:
- Verzet: Persoonlijke vrijheidsdrang, rebellisme en kritiek. Termen als individualisme (je eigen weg gaan) en non-conformisme ( je niet aanpassen aan wat de maatschappij en de traditie voorschrijft) horen hierbij.
- Gevoel/emotie: Het (individuele) gevoel komt centraal te staan.
- Humor: Humor als verdedigingsmiddel bij gevoelens van onvrede. ‘De lach in de traan’: als de ellende zo groot is, is het enige resterende middel soms te lachen om die ellende. Dat is de kern van de romantische humor.
- Liefde voor de natuur: Terug naar de zuiverheid van de natuur en liefde voor de natuur. In de negentiende eeuw zoekt men de natuur liever in grillig en ‘natuurlijk’ aangelegde parken (Engelse tuinen) en niet meer in de keurig aangelegde en aangeharkte Franse tuinen. Nog liever gaat men de echte natuur in, het wilde woud, het eenzame gebergte. Het maken van lange wandeltochten stamt uit deze tijd. Typisch romantisch is daarbij de aandacht voor het machtige, overweldigende, ‘het sublieme’: de natuur die prachtig , maar tegelijk ook woest, onherbergzaam en gevaarlijk is. Daar, bijvoorbeeld in de Alpen, wordt de mens geconfronteerd met de oneindigheid en het bovennatuurlijke. De kunstenaar kan dit soort ervaringen doorgeven.Ook verhalen over ontdekkingsreizen in nieuwe werelden en verhalen over vreemde volkeren waren zeer in trek.
- Belangstelling voor het verleden: Historische belangstelling voor het ongerepte verleden, vooral voor de middeleeuwen. Voor oude volksverhalen, sprookjes en legenden ontstaat een nieuwe belangstelling (gebroeders Grimm).
- Belangstelling voor de toekomst: De ontwikkelingen in de wetenschap prikkelden de fantasie over de hoe de wereld er in de toekomst uit zou zien: als ideaal of juist als nachtmerrie. (Jules Verne/ontstaan science fiction
- Aandacht voor droom en fantasie: Verkenning van de wereld van droom en fantasie: geheimzinnige gevoelens en mysterieuze verlangens, angstvisioenen en obsessie voor de dood in de vorm van nachtmerries vol spoken, mismaakte mensen en lijken (de zogenaamde Zwarte Romantiek).
- Aandacht voor verdovende middelen: De beschikbaarheid van hallucinatie opwekkende middelen stelde o.a. kunstenaars in staat andere werelden te betreden en daar hun inspiratie op te doen: absint drinken en opium schuiven waren populaire bezigheden.
Realisme
Aanvankelijk waren er veel tegenstanders van de romantiek. Veel lezers waren niet erg gesteld op de sterke hartstochten en gevoelens, de grootse en gewaagde verbeeldingen. Ze wensten meer evenwicht tussen verstand en gevoel. Ze wilden beschrijvingen van het alledaagse leven in het teken van deugdzaamheid, godsdienst en vaderland, waarin elk mens zijn plaats heeft die door god is aangewezen. Literaire almanakken waren bijvoorbeeld erg geliefd. Dat waren eenmaal per jaar verschijnende boekjes met sfeervolle prenten, korte verhalen en gedichten over allerlei onderwerpen.
Men spreekt wel van burgerlijk realisme en van de biedermeiertijd: een tijd vol gemoedelijkheid, burgerlijkheid en tevredenheid. De term biedermeier komt van de gezagsgetrouwe Duitse schoolmeester Biedermeier.
Het literaire landschap in de negentiende eeuw is dus te beschouwen als een tweestromenland, waarin naast de romantische literatuur (met sterke, persoonlijke expressie en nieuwe vormen) ook de burgerlijk realistische literatuur (gemoedelijk, burgerlijk, tevreden) een belangrijke plaats bleef houden.
Schrijvers en lezers
Boeken waren in de negentiende eeuw nog steeds erg duur. De boekwinkels hadden niet veel titels op voorraad: een koper tekende meestal in op een boek. Lezers verzamelden zich in leesgezelschappen: boeken werden gezamenlijk gekocht, om de beurt gelezen en daarna besproken. Populaire schrijvers werden veel gevraagd voor voorleesavonden.
Hoewel al vanaf begin 1800 het leesonderwijs sterk werd bevorderd, werd het analfabetisme slechts heel geleidelijk minder. De papierproductie was inmiddels gemechaniseerd en het dure lompenpapier werd vervangen door houtpapier. Daardoor en door de ontwikkeling van snellere drukpersen werden boeken goedkoper. Uitgevers begonnen in te spelen op de leesbehoeften van de gewone man en zorgden voor boeken in verschillende edities en prijsklassen. Feuilletons werden heel populair bij iedereen en ook openbare bibliotheken stelden veel mensen in staat te lezen.
Door de uitbreiding van de lezersmarkt, vooral die van het vrouwelijke lezerspubliek, werd schrijven voor het eerst een lucratieve bezigheid.
Aan het eind van de achttiende en in de loop van de negentiende eeuw begonnen de ideeën over de opvoeding van kinderen te veranderen. Er ontstond behoefte aan voorbeelden voor de vorming van het verstand en het gevoelsleven van kinderen onder het motto: deugdzaamheid wordt beloond. Het ideaal van het gehoorzame kind is dus een voortvloeisel van de Verlichting. De eerste leesboeken voor kinderen bevatten vertalingen uit de geschiedenis, de bijbel en de klassieke Oudheid. De versjes waren ook erg moraliserend.
Proza
De romantische beweging, ontstaan vanuit een onvrede van schrijvers met de hun omringende wereld, heeft een grote hoeveelheid verhalende literatuur opgeleverd. De aandacht voor de gedachten en gevoelens van de verhaalfiguren werd daarin steeds groter, zodat in die periode de voorlopers van de moderne, psychologische romans ontstonden.
De historische roman is een typisch romantische verhaalvorm. Veel schrijvers zochten vanuit onvrede met de maatschappij hun toevlucht in het verleden dat ogenschijnlijk ongecompliceerd was en gemakkelijk geïdealiseerd kon worden. Victor Hugo (Frankrijk) en Sir Walter Scott (Engeland) hebben beroemde historische romans geschreven die nog steeds de moeite van het lezen waard zijn.
De romantische aandacht voor sociale (wan)verhoudingen heeft onder andere geleid tot realistische romans. Nog steeds bekend zijn de romans van Charles Dickens (Engeland), met verhaalfiguren die sterk tot de verbeelding spreken.
In 1857 had Gustave Flaubert (Frankrijk) in zijn geruchtmakende realistische roman Madame Bovary een psychologisch en sociaal portret geschetst van een weinig ontwikkelde en zenuwzieke vrouw op een manier die de grenzen van het toenmalige fatsoen ver overschreed: beeldende beschrijvingen van buitenechtelijke liefdesrelaties, het verzet tegen de beperkingen van het vrouwzijn en een onvermijdelijke zelfmoord aan het eind. Flaubert raakte zelfs verwikkeld in een rechtszaak waarin hij zich voor zijn werk moest verantwoorden.
Naturalisme
Tegen het einde van de negentiende eeuw ontstond de naturalistische roman waarin de schrijver het realisme ver doorvoerde. Revolutionairder waren omstreeks 1870 de romans van Emile Zola (Frankrijk), waaruit een behoefte sprak aan absolute waarheid. In zijn naturalistische verhalen werd niet alleen zo precies mogelijk de werkelijkheid uitgebeeld, maar ook het idee dat de mens bepaald is door erfelijke eigenschappen en milieu (determinisme): ‘race, milieu et moment.’ De psychologische diepgang nam in de naturalistische romans sterk toe. Nieuw was ook het sterke sociale gevoel in de naturalistische verhaalkunst: medelijden met de beschreven ellende, pogingen om iemands slechtheid te verklaren uit de mensonwaardige omgeving, zodat de beschrijving een aanklacht werd tegen onmaatschappelijke toestanden.
Poëzie
In het openbare leven bleef poëzie een belangrijke rol vervullen. Bij officiële gelegenheden (feesten, openingen, jubilea) hoorde een dichter die een toepasselijk gedicht declameerde. In 1857 zorgde de Franse dichter Charles Baudelaire met zijn Fleurs du mal voor grote opschudding in de literaire wereld. In zijn gedichten toonde hij emoties, gevoelens en ervaringen die men tot dan toe nog nooit in poëzie had durven uitdrukken.
Het gevoel, of beter nog de hartstocht, begon weer de bezielende kracht van het schrijverschap te vormen. Slechts wanneer een schrijver ergens volledig door geëmotioneerd was, kon hij iets waardevols maken. Die emoties werden vooral ondervonden door de schoonheid van de natuur, en heel in het bijzonder door die van de geliefde. Poëzie werd weer een individuele gevoelszaak en dat is sindsdien niet meer veranderd. De romantische poëzie van Engelse dichters als Coleridge, Wordsworth, Shelley en Keats is wereldberoemd.
Toneel
Acteurs, actrices en dansers werden in orthodoxe kringen ook in de negentiende eeuw nog met het nodige wantrouwen bekeken. De weerstand tegen het ‘wufte schouwtoneel’ was sterk.
Eigenlijk pas tegen het eind van de negentiende eeuw raakten toneelschrijvers er onder invloed van het opkomende naturalisme steeds meer van doordrongen dat toneel realistisch en vooral ook speelbaar moest zijn. De poëzievorm verdween. De dialogen werden voortaan geschreven in het proza van de gewone-mensentaal. Men wendde zich af van de klassieke onderwerpen en voorschriften en ging weer terug naar de realiteit. Een schrijver vond de ideeën voor zijn toneel vooral in zijn eigen omgeving, in de werkelijkheid die hem boeide of waartegen hij zich wilde afzetten.
Het naturalistische toneel heeft sindsdien standgehouden en blijft voortbestaan naast andere toneelsoorten, zoals het absurdistisch toneel dat uitgaat van vlucht in een illusiewereld.