Wie gelukkig wil zijn heeft zijn voortreffelijke vrienden nodig”, Boek IX Ethica Nicomachea, blz. 285. Dit is wat de Oudgriekse wijsgeer Aristoteles zegt over de kwestie: Zijn vrienden noodzakelijke voorwaarde voor geluk? Maar is wat hij beweert wel waar? Er zijn namelijk genoeg mensen die al van de kleine dingen genieten in hun leven; kunnen deze mensen dan zonder anderen gelukkig worden?
Aristoteles
Een goed mens heeft volgens Aristoteles de eigenschap dat hij zijn vrienden liever weldaden bewijst dan dat hij die ontvangt, en het in zijn karakter zit de ander goed te doen. Voor dit soort dingen heeft hij vrienden nodig, als voorwerp van de goede dingen die hij wil doen.
Aristoteles zegt ook dat geluk een activiteit is, iets dat zich voortdurend ontwikkelt, en dus niet als een vaststaand bezit aanwezig is. Zo’n activiteit moet blijven aanhouden, uitgaande van het feit dat de persoon het geluk wil behouden. Voor iemand die alleen is, is het moeilijk telkens actief te zijn om dat aangename leven te bewaren. Met vrienden gaat dat een stuk gemakkelijker, aangezien de voortreffelijke mens geniet van handelingen die goed zijn. Zijn vrienden doen deze handelingen, en zo kan iemand daarvan genieten.
Vriendschap
Een voortreffelijk mens houdt van zichzelf, en beschouwt in een goede vriendschap zijn vriend als een tweede ik. Als hij blij is met zijn eigen leven, en hij zijn eigen leven en bestaan verkieslijk vindt, dan lijkt het mij niet meer dan logisch dat hij het leven van zijn vriend – die hij dus gelijkstelt aan zichzelf – even verkieslijk vindt als dat van hemzelf. Mensen die gelukkig zijn, zegt Aristoteles, zijn gelukkig als ze zich ervan bewust zijn dat ze zelf goed en gelukkig zijn dat ze zich ervan bewust zijn dat ze bestaan. Om dit geluk te delen met zijn vriend, moet hij zich dus ook bewust zijn van het bestaan van zijn vriend, en dit kan waargemaakt worden door elkaar vaak te zien en activiteiten met elkaar te doen.
Geluk
Sommigen beweren dat een persoon die uitzonderlijk gelukkig is, aan zichzelf genoeg heeft, aangezien hij al in het bezit is van het goede. Ze menen dat zo’n persoon geen enkele reden heeft om vrienden te willen, en dat hij op eigen kracht alles kan bereiken wat hij wil. Zoals al eerder staat beschreven, is het naar mijn mening moeilijker voor een persoon om dat geluk te behouden als hij alleen staat. Stel, een persoon is op een bepaald moment gelukkig en constateert (ten onrechte) dat hij zijn kameraden niet meer nodig heeft, en dat hij prima zonder hen kan leven. Zijn vrienden zag hij alleen maar als nuttig, en nu hij in het bezit van het goede is, heeft hij geen behoefte meer aan hen. Echter, we gaan ervan uit dat geluk een activiteit is, en het verandert en ontwikkelt zich dus keer op keer, wat niet bepaald in zijn voordeel werkt. Zijn misschien moeizaam verworven geluk houdt op een gegeven moment op, als hij er verder niets meer aan doet om dat geluk te behouden. Nu komt hij erachter dat hij dat geluk heeft gekregen door onder andere de omgang met goede mensen, en dat hij dat nu weer kwijt aan het raken is. Aanvankelijk zag hij zijn vrienden alleen maar als nuttig, maar het omgaan met vrienden hielp hem om het geluk te krijgen, en het moet hem in het vervolg helpen het te behouden.
Zijn vrienden echt nodig?
Tegen het argument dat een goed mens per se vrienden nodig heeft als object voor zijn weldaden, valt ook het een en ander in te brengen. Enerzijds kan iemand goede daden even goed bij zijn vrienden als bij vreemde mensen uitvoeren, aangezien deze daden niet veranderen door de persoon aan wie ze worden toegekend. De daden blijven hetzelfde, en hechten geen willekeur aan een bepaald persoon, en de drang om goede handelingen te verrichten is weer bevredigd. Ik denk echter dat het voor de persoon zelf fijner is om zijn vrienden te behagen, dan om de eerste de beste persoon die hij tegenkomt een plezier te doen met zijn goede daden. Hij prefereert waarschijnlijk vrienden boven vreemde mensen.
In mijn eigen leven maak ik ook mee dat het samenzijn met vrienden een stuk aangenamer is dan alleen zijn. Op een avond zat ik bijvoorbeeld met een stel vrienden een spel te doen, en het was zo gezellig! Met anderen lachen, vrolijk zijn. Geluk beleef je samen, daar ben ik toen wel achter gekomen.
Vrienden zijn noodzakelijk
De kwestie of vrienden noodzakelijk zijn voor het bereiken van geluk is nu wel van verschillende kanten belicht, nu alles nog even op een rijtje. Vrienden zijn in mijn ogen wel degelijk nodig voor het behouden van het geluk, aangezien dit continu verandert en iemand gelukkig kon blijven doordat hij kon genieten van de weldaden van zijn vriend. Ook denk ik dat als een persoon blij is met zijn bestaan, en hij zijn vriend als een tweede ik ziet, hij tevens blij is dat zijn vriend er is. Wel was er het een en ander in strijd met de visie dat een goed persoon zijn vrienden nodig heeft als voorwerp van zijn weldaden, namelijk dat zo iemand net zo goed zijn goede handelingen aan een vreemde kon verlenen. Tegenover dit stond echter dat zo iemand waarschijnlijk voorkeur geeft aan vrienden, aangezien hij die kent en het hem meer plezier doet hen als voorwerp te nemen. Uit al deze argumenten kan ik niet anders concluderen dan dat vriendschap wel degelijk een ingrediënt vormt voor het geluk, waar iedereen naar streeft.